De pilot

Na een jaar voorbereiden breekt het jaar aan waarin de eerste pilot plaats vindt.

Bij een pilot mag nog van alles mis gaan: het is immers om van te leren! Het is dus belangrijk dat de pilot zo is georganiseerd dat er inderdaad van geleerd kan worden en dat fouten nog hersteld kunnen en mogen worden. Dat betekent: doen, experimenteren, gegevens verzamelen en regelmatig met de betrokkenen (docenten, leerlingen, ouders, systeembeheer, schoolleiding, projectgroep) evalueren.

 

Start in een eerste klas

Meestal doen scholen de pilot in een eerste klas. De gedachte daarbij is dat de pilot het jaar daarna verbreed kan worden naar de tweede klas met dezelfde leerlingen en een nieuwe eerste klas, eventueel in een andere afdeling. Soms wordt er ook een tweede pilot gedaan in een bovenbouwklas. In het algemeen is het in het VO zo dat er meer ruimte is om te experimenteren in de onderbouw dan in de bovenbouw; het curriculum is in de onderbouw minder knellend voorgeschreven en scholen hebben daar meer ruimte om hun onderwijs zelf vorm te geven.

 

In klasverband en beperkt

Wij raden aan de pilot in klasverband te doen, dat geeft meer informatie over de gevolgen voor didactiek en klassenmanagement. We raden ook aan om de omvang van de pilot beperkt te houden tot één of twee klassen: mochten er onvoorziene problemen optreden, dan is de omvang van een eventuele calamiteit beperkt en is het oplossen daarvan meestal te overzien.

 

Informeren en uitwisselen

We raden aan om de instromende leerlingen en hun ouders de keuze voor te leggen of zij in de pilot-klas willen zitten of niet. Dat verhoogt het commitment. Een andere belangrijke groep zijn uiteraard de docenten die deelnemen aan de pilot. Zij gaan een bijzondere groep vormen binnen de school. Om ervoor te zorgen dat dit eerste jaar veel geleerd wordt, is het aan te raden deze docenten geregeld hun ervaringen, problemen en oplossingen met elkaar te laten delen. Daarnaast is het aan te raden om de deelnemende docenten ook een presentatie te laten verzorgen voor de overige collega’s, om hen zo op de hoogte te houden van de gang van zaken en om een realistisch beeld te schetsen van wat hen te wachten staat.

 

Fase 3. Verbreding en verdieping